In de twee meest recente podcasts heb ik je uitgebreid verteld over de 12 Rules of Grammar. Dit zijn twaalf Engelse grammaticaregels die je móet weten. Of je nu een business professional met jaren vergaderervaring bent of een zakelijk ondernemer die voor het eerst een meeting heeft met internationale collega’s.
Twijfel jij soms over de schrijfwijze van een Engels woord, welk voorzetsel je moet gebruiken, of wat de correcte zinstructuur is? Als het goed is hebben ‘Improve your Basics: The 12 Rules of Grammar (deel 1)’ en ‘Improve your Basics: The 12 Rules of Grammar (deel 2)’ je een heel eind op weg geholpen.
Ben je een echte pro of is je Engels maar zozo?
Vandaag gaan we jouw opgedane kennis testen. Want het weten is één, maar de regels herkennen en juist kunnen toepassen is twee. Daarom is het tijd voor een taalquizje! Helemaal onderaan dit artikel kun je de juiste antwoorden vinden.
Engelse grammaticaregels
Maar eerst herhaal ik de titels van de 12 Engelse grammaticaregels nog eens voor je. Zodat je ze ook op papier hebt staan en nog een keer een herinnering hebt. Here we go!
Regel 01. Elke zin begint met een hoofdletter.
Regel 02. Elke zin eindigt met een punt, een vraagteken, of een uitroepteken.
Regel 03. Elke zin heeft een SVO-volgorde.
Regel 04. De onderwerp- en werkwoordsvormen in een zin zijn met elkaar verbonden.
Regel 05. Either-or en neither-nor.
Regel 06. Gebruik hoofdletters bij eigennamen.
Regel 07. Hoofdlettergebruik bij zelfstandig naamwoorden.
Regel 08. Its, it’s, your, en you’re.
Regel 09. Onbepaalde en bepaalde lidwoorden.
Regel 10. Het verschil tussen ‘a’ en ‘an’.
Regel 11. Apostrofgebruik om bezit aan te tonen.
Regel 12. Actief boven passief.
Klaar voor de quiz over Engelse grammaticaregels?
Vraag 1. Welk woord is fout in de volgende Engelse zin: “Joe want to buy a new laptop for his work.”
A. Want
B. A
C. New
D. Buy
Vraag 2. Wat is de incorrecte Engelse zin?
A. I love the weather today. It’s so sunny!
B. The deadline has passed it’s date.
C. This is your bag, isn’t it?
D. The meeting started at 9am. You’re too late!
Vraag 3. Welke zin komt vaker voor wanneer er een algemene situatie omschreven wordt in het Engels?
A. Mark presents a new proposal.
B. A new proposal was presented by Mark.
C. A new proposal by Mark was presented.
Vraag 4. Welke Engelse zin is correct?
A. Pete and Joe must be either friends nor colleagues.
B. Pete and Joe must be neither friends or colleagues.
C. Pete and Joe must be either friends or colleagues.
Vraag 5. Welk lidwoord wordt gebruikt voor het Engelse woordje ‘hour’?
A. An
B. A
C. Geen van beide
D. Allebei, afhankelijk van of je het schrijft of zegt.
Je bent halverwege. Nog 5 vragen…
Vraag 6. In welke situatie gebruik je géén ’s als je in het Engels bezit aan wil tonen en wat gebruik je dan wel?
A. Je gebruikt geen ’s wanneer een meervoudsvorm al eindigt op een s. Je gebruikt dan niets.
B. Je gebruikt nooit ’s om meervoud aan te geven in Engelse zinnen. Je gebruikt altijd alleen een apostrof (‘).
C. Je gebruikt geen ’s wanneer een meervoudsvorm al eindigt op een s. Je gebruikt dan alleen een apostrof (‘).
D. Je gebruikt altijd ’s om meervoud aan te geven in Engelse zinnen.
Vraag 7. Welke zin heeft de correcte woordvolgorde in het Engels?
A. The cat chased the mouse.
B. Chased the cat mouse the.
C. The mouse the cat chased.
D. Chased mouse the cat the.
Vraag 8. Welke zin heeft onjuist hoofdlettergebruik van eigennamen in het Engels?
A. The Eiffel Tower is located in Paris, France.
B. The statue of liberty is located in New York City, USA.
C. The Mona Lisa is a famous painting located in the Louvre in Paris.
D. I love to visit Central Park in New York City.
Vraag 9. Welke zin gebruikt het juiste lidwoord?
A. I need a advice on which book to read.
B. Can you give me an advice on what to do next?
C. I need some advice on how to prepare for the meeting.
Vraag 10. Welke Engelse woorden schrijf je nooit met een hoofdletter (het begin van een zin en titels buiten beschouwing gelaten?
A. Straatnamen
B. De dagen en maanden
C. De Engelse vertaling van het woordje ‘ik’
D. Lidwoorden
Hoeveel vragen had jij goed? Laat het weten in de reacties!
De antwoorden. Niet spieken!
1A 2B 3A 4C 5A 6C 7A 8B 9C 10D
⭐️ Nooit meer nadenken over een goede Engelse zin?
Met de online training Improve Your Grammar kun je zelf aan de slag om je grammatica op orde te krijgen. Vervoegingen, werkwoordstijden en woordvolgorde. Zo fijn om deze kennis paraat te hebben. Klik hier voor alle info over deze praktische en duidelijk opgezette online training. Een goede basis is goud!
LEES MEER OVER:
Hallo Anneke, voor je statistieken…ik heb de quiz gedaan. 8 vragen goed (hadden er 10 moeten zijn). Vraag 2 had ik D (dacht het een strikvraag was “been” ontbreekt toch… ?) en bij vraag 3 had ik B maar moet natuurlijk A zijn.
Dear Gudo, wat leuk dat je de quiz hebt gemaakt en 8 vragen goed is een mooie prestatie! Het woordje “been” hoort niet in de zin van Vraag 2D, maar het klinkt alsof je de quiz op een hele goede manier hebt aangepakt: met kritisch nadenken! Kind regards, Jonne